Donderdag, 6 december
Vandaag weer een reisdag, van Midelt naar Tinerhir, zo een 250 km. Het
eerste stuk loopt over het Atlas gebergte. Ik ben benieuwd hoe hoog en hoe
moeilijk het gaat worden. We moeten over de Gorges du Ziz. Buiten is het
wederom prachtig, de weg stijgt gestaag. Mooie vergezichten in een kaal
landschap.
Her en der kleine nederzettingen. Er lopen schapen- en geitenhoeders. Ze zwaaien naar ons en vragen in gebarentaal om geld. De kleding
doet aan Toearegs denken, veel lagen kleding en een tulband om hun hoofd.
Verderop stoppen we voor een kop koffie. Er staat meteen een
vader met dochter ‘’bonjour’’ te roepen. Ze willen geld, maar ja wat doe je
dan, want je hebt in no time een heleboel schaapshoeders met kinderen. Ik bied
ze snoep aan, dat we zelf op de markt hadden gekocht. Een soort noga. Ze willen
alles en ik maak duidelijk dat, dat ook niet de bedoeling is. Ik geef ze de
helft. Het wordt in ontvangst genomen en verderop opgepeuzeld. Ik voel me er
ongemakkelijk bij. Natuurlijk hebben wij het goed ten opzicht van hen, maar je
kunt niet de hele wereld redden. Na de koffie rijden we door. Er wordt veel
gebedeld langs de kant van de weg. Dit is de enige keer dat wij dit meemaken,
tot nu toe.
Later bedacht ik me dat snoep ook niet zo een goed idee was.
Alles is hier mierzoet. De thee vooral. Als je de mensen aankijkt, zeker de
ouderen, valt je op hoe slecht de gebitten zijn. Een paar tanden in de mond is
normaal.
We stijgen verder de hoge Atlas in. Het is spectaculair.
Nadat we de de Gorges du Ziz over zijn (2100 meter) dalen we weer. Beneden ligt
een stuwmeer, dat eruit ziet als een blue lagoon. Prachtig.
We komen in de
eerst grotere plaats Ar-Rachidia, waar we hoog nodig moeten tanken. De
bemanning is aardig en ze vinden het leuk dat ik frans spreek. Er werkt een
vrouw op kantoor, ze zwaait vriendelijk naar mij. Vrouwen zie je weinig ze
werken meestal binnenshuis of op het land. Ze dragen stapels hout dat gesprokkeld
wordt voor de vuurkolen om de tahine te
verwarmen. De mannen doen de inkopen op
de markt. Het valt op hoeveel mannen er in een café langs de weg zitten koffie
te drinken. Moeten die niet werken?
Als we de stad gepasseerd zijn komen we de eerste palmbossen
tegen. Overal waar water is, zijn oases. En omdat er water is, zijn er
nederzettingen met mensen.
Doorrijdend verandert het landschap voor onze ogen.
Geen sneeuw meer maar een dorre, oker- kleurige steenachtige woestijn. Geen
interessant beeld. De dorpen zijn in dezelfde kleur en vallen weg in het
landschap. De huizen zijn van leem
gebouwd, vaak in groepjes bij elkaar.
Het is gewoon een saai beeld, dat zich uren ver uitstrekt. Maar we waren
natuurlijk verwend door de Atlas. We komen door Goulmima, een heel langgerekt
dorp. Er wordt hier gefietst, bijna Nederland. Met zijn vieren naast
elkaar. Dat fietsen valt vooral op, omdat je langs de weg altijd mensen ziet
lopen, die hele afstanden afleggen. De streek is vlak. Ik heb neiging in slaap
te vallen.
We willen door naar Tinerhir. Hier zijn palmbossen en mooie
kloven in de Gorges, die we zeker zonder caravan willen bezoeken. Rond vijf uur
zijn we bij de camping die aan het begin van het gebergte ligt.
Eerst even de was uitspoelen, die de hele dag in een ton
achter in de auto had staan schudden. We hebben geen zin om te koken dus gaan
was zo eten op de camping.
We kregen reacties dat mensen niet konden mailen. Dus even dit uitproberen om te zien of het werkt.
BeantwoordenVerwijderenWe hebben de instellingen gewijzigd. Dus het werkt.